Sunday, December 10, 2006

Nationale Wetenschapsquiz - vraag 17-20

De laatste vragen, ze worden wel steeds moeilijker.... morgen voor 12:00 moet de inzending binnen zijn..... Vraag 17: Is het waar dat de zee rustiger wordt als er olie op de golven drijft? A. Ja, maar alleen bij zeer grote hoeveelheden olie, zodat er een dikke laag ontstaat. B. Ja, maar alleen bij een zeer dun laagje olie. C. Nee, het is een fabeltje. Vraag 18: Met een staafmagneet kun je een kilo ijzer optillen. Je zaagt de staaf precies doormidden. Hoeveel kun je maximaal met elk van de twee kleine staven optillen? A. Ongeveer een kilo. B. Rond ¾ kilo. C. Iets meer dan een pond. Vraag 19: In een badkuip met 100 liter water drijft een bootje met daarin 10 kilo zout. Je vervangt het zout door een steen van 10 kilo en lost het zout op in de badkuip. Wat gebeurt er met het waterpeil? A. Het stijgt. B. Het daalt. C. Het blijft gelijk. Vraag 20: Hoe schenk je een volle fles met vloeistof het snelste leeg? A. Door hem recht en zo stil mogelijk op zijn kop te houden en op de bodem te tikken. B. Door eerst te schudden en hem met de flessenhals schuin naar beneden te houden. C. Door hem eerst om zijn lengteas rond te draaien en hem met de flessenhals schuin naar beneden te houden.

4 comments:

cybrbeast said...

17 B
Volgens mij is het zo dat een laagje olie op het water ervoor zorgt dat er minder wrijving is tussen de wind en het water, wat er op zijn beurt weer voor zorgt dat er minder golven zijn.

18 ik gok b

19 ik denk weer b, de 10 kilo zout lost op in water en vergroot de dichtheid van het water (het volume blijft ongeveer gelijk). Het water heeft hierdoor meer draagkracht op het bootje en dit zorgt ervoor dat het bootje minder water verplaatst en dus dat het waterpijl daalt.

20 C

pimp-a-lot bear said...

Ze worden inderdaad steeds moeilijker...
17) A. Volgens mij gebeurt het altijd onafhankelijk van de dikte van de laag. Alleen bij een dikkere laag wat beter.

18) Ik heb geen flauw idee. Het is in ieder geval niet A, anders zouden grote magneten niet eens bestaan. B of C dus.

19) B. Volgens mij gaat de veranderde dichtheid de doorslag geven. Of het volume veranderd weet ik niet zeker. (Ik heb al een tijd geen thee met suiker gedronken.)

20)C. Door het draaien wordt een draaikolk gecreƫrd, waardoor de vloeistof beter wegstroomd.

Kamiel said...

grr te laat kut tiscali toch maar mijn antwoorden:

vraag17 denk A

vraag 18 denk B

vraag 19 denk A omdat er toch massa bij is gekomen. Maar heb er eigenlijk geen verstand van. Als je zout bij water doet krijgt het water dan een grotere dichtheid?

vraag20 denk c omdat je daarmee een kracht creerd die het water uit de fles drukt.

cybrbeast said...

Wat er gebeurt bij het oplossen van zout is dat de Na en Cl ionen tussen de water molekulen gaan zitten zonder in de weg van andere water molekulen te zitten. De dichtheid neemt daardoor toe. (daarom drijf je ook zo goed in de dode zee)